De meester van toen: Jaap Roodenburg

Jaap Roodenburg voor het gebouw van De Hoeksteen

‘Ik stapte door een gat in de heg zo de school binnen…’

Door: Leni Paul. In onze serie gesprekken met oud-onderwijzers en onderwijzeressen troffen we een enkele keer een persoon aan die ons na afloop van de sessie wat weemoedig deed verzuchten: “Hadden we vroeger maar bij hem of haar in de klas gezeten…” Jaap Roodenburg (80) is voor ons zo’n persoon. Een heerlijke middag met een nog steeds actieve, geestige en optimistische man die van het leven houdt. In Aalsmeer was hij tussen 1975 en 1985 hoofd van De Hoeksteen, aansluitend tot 2000 van De Graankorrel in Kudelstaart.

Hij heeft altijd van zijn vak gehouden, bekent hij ons al snel. Sinds zijn komst naar Aalsmeer woont hij in het huis aan de Ophelialaan dat ik zou willen aanduiden als ‘onderwijzerswoning.’ Foute naam, verbetert Roodenburg me direct: ”Men noemt en noemde dat vanouds een ‘hoofdenhuis’. Het christelijk onderwijs beschikte doorgaans over geld en kon een ruim en aantrekkelijk en groot huis bouwen.”

Ruim, zeer smaakvol ingericht en ditzelfde geldt voor de achter de woning gelegen tuin van flink formaat die je zonder overdrijving een groen paradijsje kan noemen vol goed onderhouden bloemen en vaste planten en rijkelijk voorzien van romantische hoekjes. Jaap Roodenburg, officieel Jacob, is een geboren Brabander. Hij is onuitputtelijk als het op verhalen vertellen aankomt.

Helpen met hooien
“Om precies te zijn, ik kom uit het Land van Heusden en Altena. We hadden een grote boerderij. Vader was een ondernemend man. We waren met vier zoons, we moesten helpen met melken, met hooien. Het was in de tijd van Mansholt, boerderijen moesten allemaal groter. Ik had inmiddels mijn Mulodiploma gehaald. De directeur van de Mulo daar had me eens gezegd: ‘jij kan zo goed vertellen, jij moet naar de Kweekschool’. Ik dus naar Gorinchem, vijf jaar lang elke dag met het pontje over de Merwede en dan fietsen. En daaropvolgend zou ik in militaire dienst moeten waar ik de officiersopleiding zou gaan doen.”

‘Niet in Zierikzee’
En inmiddels dus het onderwijzersdiploma op zak. “Ja maar in Brabant en in het oosten van het land had men geen gebrek aan onderwijzers, wel in Zeeland, dus ik solliciteerde in Zeeland en werd aangenomen. Ik bleef er vijf jaar en vond er ook mijn vrouw Leny. Op zeker moment werd de school te groot en werd hij gesplitst. Ik kon op een van die twee scholen hoofd worden maar men had mij altijd gezegd, je moet nooit hoofd worden van een school waar je al geruime tijd werkt, dan krijg je toch vaak gedoe met je collega’s. Ja, ik wilde best hoofd worden, maar dan niet in Zierikzee.”

Curaçao
Waar dan wel? “Er kwam een plaats vrij in Kraggenburg, een kleine gemeente tussen Emmeloord en Vollenhove. Ik werd het jongste hoofd in Nederland, was pas 25. Maar in die tijd vroeg een vriend van me of ik zin had zes weken mee te gaan naar de Verenigde Staten, als ingenieur had hij daar een klus voor zes weken. Ik was inmiddels drieënhalf jaar in Kraggenburg en wilde wel wat anders. Ik ging dus zes weken op pad en na die reis kreeg ik een aanbod om naar Curaçao te gaan waar men een onderwijzer vroeg. Inmiddels hadden we onze twee dochters al gekregen.”

Team van De Hoeksteen 1977-1978

Bijzondere periode
Roodenburg spreekt over de vier jaren die hij met zijn gezin op Curaçao doorbracht en zegt terug te kijken op een bijzondere periode in zijn loopbaan. (Peinzend:) ”Bij God en op Curaçao is alles mogelijk zegt men wel. Mijn vrouw richtte een zwemschooltje op en ik werd er hoofd van de school, we hadden achttien klassen en eenentwintig onderwijzers. Ik werkte vier dagen op de school en gaf ook nog les aan de kweekschool en leidde eveneens op voor het middenstandsdiploma. Er was les in Spaans, Engels, er was gymnastiek en ik vertelde ook over Sinterklaas, uiteraard in dat land en in die tijd anders dan in deze tijd.”

Zand kruien voor de zandbak van de kleuters

Over zijn bijzondere belangstelling voor de Sint zal hij ons later tijdens het gesprek een uitgebreide verhandeling laten horen.

Gat in de heg
“Op een gegeven moment kwam er in Nederland een overschot aan onderwijzers. Toen ben ik gaan solliciteren en kon in 1975 worden benoemd als hoofd van de wat toen heette School met den Bijbel in Aalsmeer en het aantrekkelijke was, er was een woning bij voor de hoofdonderwijzer dus ik kon lopend naar mijn werk. Sterker, ik stapte door een gat in de heg bijna letterlijk de school binnen.”

Zo reislustig als hij daarvoor was, zo honkvast werd Roodenburg vanaf het moment dat de woning aan de Ophelialaan betrokken werd. Hij bleef zijn verdere werkzame leven verbonden aan christelijke scholen in Aalsmeer en bewoont nog altijd hetzelfde huis.

Gemengd team
Hebt u toen u hier in dienst trad, nog veranderingen aangebracht? “Je moet met je tijd meegaan, dat is altijd mijn opvatting geweest. En iedereen heeft een gave, de een zingt als een lijster, de ander blinkt uit in weer iets anders. Ik ben altijd een voorstander geweest van een gemengd team van onderwijzers. Vrouwen en mannen hebben vaak niet dezelfde insteek. En de naam Rehobothschool, zoals de school destijds heette, vond ik ook niet meer zo passend in de tijd. ‘Rehoboth’; de Heer geeft ruimte. Voordien was de naam School met den Bijbel en het werd toen ik aantrad De Hoeksteen, een meer eigentijdse naam.”

Team van De Hoeksteen 1982-1983

Vechtpartijen
Toen er na tien jaar Hoeksteen een hoofd gezocht werd op De Graankorrel in het groeiende Kudelstaart begon het bij Roodenburg te kriebelen. “Ik wilde wel weer eens iets anders en had er wel zin in naar Kudelstaart te gaan. Men vroeg mij hoofd van die school te worden en die taak wilde ik graag op me nemen.” De verschillen tussen een school in Kudelstaart of Aalsmeer-Zuid werden snel duidelijk. “Ik had in een week tijd meer vechtpartijen dan in een heel jaar op De Hoeksteen. Naar mijn overtuiging had dat te maken met het feit dat in groeigemeente Kudelstaart alles nog moest settelen en iedereen zijn plekje moest zien te vinden. Op De Hoeksteen met zijn langere historie lag de hiërarchie al van oudsher vast.”

Bij het afscheid van De Graankorrel

Genoten van kindergeluiden
Bij de overgang naar Kudelstaart stelde Roodenburg de voorwaarde dat hij kon blijven wonen in de dienstwoning aan de Ophelialaan. “Dat was akkoord. In 1990 verkocht het schoolbestuur de woning aan ons. Een heerlijk huis met ruimte voor de voetreflexologie praktijk van mijn vrouw en een fijne tuin die we zelf onderhouden.” En hoe is het nu er sinds drie jaar geen kinderen meer voor het huis langslopen? “Dat missen we nog steeds. Wij hebben altijd genoten van kindergeluiden om ons huis. Als Leny en ik tussen de middag voor het raam stonden af te wassen, zwaaiden de kleuters die naar school gebracht werden altijd naar ons. Daarbij wordt de omgeving van de school er ook niet mooier op nu er geen onderhoud meer wordt gepleegd.”

‘College Sint en Piet’
Inmiddels is Roodenburg na een zeer feestelijk afscheid alweer ruim twintig jaar gepensioneerd maar viel niet in het spreekwoordelijke zwarte gat. Als een enthousiaste jongeman laat hij een van zijn hobby’s zien: minutieus vervaardigd prachtig Fries houtsnijwerk. Ook wijdde hij zich aan het doen van naspeuringen naar en het vastleggen van vele details rondom Sinterklaas en zijn tradities. Ook de turbulentie rondom zwarte piet had zijn aandacht. Van zijn hand kwam een interessant, gedegen boekje tot stand en Roodenburg wordt dikwijls uitgenodigd om lezingen te houden over de figuur van Sinterklaas en de daaromheen spelende gebeurtenissen. Een korte vraag aan Roodenburg omtrent dit onderwerp dompelt ons verbaal onder in een klein maar interessant ‘college Sint en Piet.’ Maar dat is weer een heel ander verhaal.

Foto’s Arjen Vos en privé-archief Jaap Roodenburg. Lees ook de verhalen van:

Tips voor deze rubriek? Mail de redactie: info@aalsmeervandaag.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *





banner_martinez
adv desiree klein
mjk-advies
LJ-de-Vries
S4H
flower art museum
historische tuin
banner_martinez
adv desiree klein
mjk-advies
LJ-de-Vries
S4H
flower art museum
historische tuin