“Mijnheer Kok, ik moet even met de arts overleggen…” Daar lag ik dan met ontbloot bovenlijf op een onderzoeksbed in het UMC. Ik lag daar voor de wetenschap. In 2008 kreeg ik een bloeding als gevolg van een zwakke plek in de wand van een slagader. Net in de ruimte tussen de hersenen en de schedel was de boel gebarsten. Het was een operatie waarbij veel mis kon gaan, niet meer kunnen lopen, niet meer kunnen praten, zelfs nog erger. Godzijdank kwam ik goed uit de operatie en deed ik vanaf dat moment mee aan een onderzoek waarbij ik lijstjes moest invullen over hoe ik me voelde. Deze keer ging het onderzoek wat verder, naast een hartfilmpje ook een echo over het doorslibgehalte van de aders.
“Wat is er aan de hand,” vroeg ik de verpleegkundige toen ze terugkwam. “U hebt te veel urine in uw blaas, ik stuur u direct door naar de uroloog, u moet gekatheteriseerd worden, ik loop wel met u mee.” “Kan ik dat niet door de huisarts laten doen? Ik ben op de motor.” “Nee.” De jonge arts waar ze mij naar toe bracht wist me niet te overtuigen, zijn assistent, jaren ouder, hield een verhaal waarvan ik dacht HOU OP, een aaneenschakeling van clichés. Om dat te stoppen gaf ik direct toe. Toen de katheter de spier naar de blaas passeerde schreeuwde ik vol overgave een drieletterwoord uit. Toen er meer dan 1,6 liter urine vrij kwam, was ik blij dat men mij niet zo maar had laten gaan.
“U hebt een vergrote prostaat, mijnheer Kok,” vertelde mij de uroloog in het Spaarneziekenhuis. “U krijgt pillen om de prostaat te laten krimpen en om de ontsluitingsspieren naar de blaas wat soepeler te maken, over een paar maanden weer terugkomen.”
Op mijn opmerking dat ik mij in mijn mannelijkheid voelde aangetast ging ze niet in. Ook niet dat ik met een ingebrachte katheter aan mijn seksuele gevoelens geen vorm kon geven. Het leek wel alsof ze alles wat een mens tot mens maakt buiten sloot. Ik zocht mijn heil bij de verpleegkundige met wie ik een vervolgafspraak moest maken, zij wist raad. “U kunt hier een workshop volgen om zelf een katheter in te brengen. Dan hebt u daar alleen mee te maken wanneer u naar het toilet gaat, daarbuiten hebt u dat niet nodig.”
Leek me een goed plan. In gedachten zag ik het al voor me, een ruimte met ontblote onderlijven van mannen waarbij nieuwsgierig gekeken wordt hoe je op de beste manier een katheter kan inbrengen. Volop discussie over niet zus maar zo, kijk maar en hup daar schoof weer iemand een katheter naar binnen. Naast een licht gevoel van schaamte overheerste toch ook hilariteit om een dergelijk gebeuren mee te maken. Het bleek anders, ik was de enige, de verpleegkundige moest lachen om wat ik haar vertelde.
Op internet zocht ik naar wat de functie is van de prostaat, wat een vergroting inhoudt en wat daar aan te doen is. Dat was iets nieuws voor me, van veraf gelegen iconische gebouwen had ik verstand, maar niet van mijn eigen lichaam. Daarnaast vroeg ik me af of mijn voorliefde voor het Spaarneziekenhuis in Hoofddorp wel terecht was. Het is met de bus makkelijk bereikbaar en, dat vind ik wel het meest belangrijke, ik voel me daar thuis. Maar ja, ze kunnen er niet laseren, ze hanteren de 'turpmethode' en wat is beter? Voor dat soort vragen sta je alleen, zoek het maar uit.
Het zelf katheteriseren was inmiddels een dagelijks gebeuren van mijn bestaan geworden, maar ik hoopte niet dat dat het eindstation was. Ik kreeg bericht om te laten onderzoeken of een operatie wel zin zou hebben, leidde een gevoel van aandrang nog wel tot een openen van de sluizen? Hoe was de coördinatie naar de hersenen? Ik moest daarvoor naar Haarlem Noord. De verpleegkundige vroeg me in zo’n speciale stoel plaats te nemen. Naakt onderlijf en benen gespreid, ik voelde me kwetsbaar, als een vrouw voor een intern onderzoek. De verpleegkundige voelde dat aan en sprak me vol vertrouwen toe. Toen bleek dat alles functioneerde was ze oprecht blij. Toen ik dat zag vertelde ik haar dat ik pas op latere leeftijd blijdschap voor andermans welzijn heb ontdekt. “Wees blij,” zei ze, “je hebt het ontdekt.”
Als je opgeroepen wordt voor een operatie vraag je je ineens af van wat je moet dragen? Een pyjama? Maar dat is niks voor mij, ik slaap het liefst in mijn blote kont. Na wat rondneuzen ontdekte ik een trend, een T-shirt met een pyjama short. Toevallig die week in de aanbieding van de Lidl. Op de kamer was al snel duidelijk wie het alfa-mannetje was, een voormalige bareigenaar met een snor die langs de mondhoeken omlaag doorliep en overging in bakkebaarden. Zo’n masculiene man die door zijn directheid en onbevangenheid weet te vertederen maar waarvan je ook weet dat je afstand moet houden. Toen ik zei dat ik aan de prostaat zou worden geopereerd kreeg ik de reactie van, 'stelt niks voor'.
Door twee vertederende jonge verpleegkundigen werd ik in mijn bed naar de operatiekamer gerold, ze spraken mij moed in, hij zei dat het minder dan een uur zou duren en zij dat je er niets van voelde. Voordat ik het door had lag ik in de voorruimte van de operatiekamer. De arts die mij een ruggenprik zou geven vroeg hoe het met mij was. Mijn neus zit verstopt was mijn antwoord. Maar dan kan ik je naast de verdoving niet nog eens lichtelijk in slaap brengen, zullen we het dan maar uitstellen? Alleen al de manier waarop hij aangaf met mij begaan te zijn, was voor mij voldoende om toch door te gaan. Voordat ik het door had lag ik in de operatiekamer, zonder enig gevoel in mijn onderlijf. Naast me een verpleegster die me op de beelden van de operatie op het scherm wees. Schuin boven me zag ik hoe een stalen pen met een haaks gebogen hoekje, de hangende ‘ijsschotsen’ verwijderde, bloed vertroebelde het beeld.
Terug op zaal werd ik liefdevol opgevangen, het vertederde me. Met een goed gevoel nam ik twee dagen later afscheid en nu, nu ik weer gewoon kan plassen, denk ik met genoegen terug aan mijn verblijf in het ziekenhuis en gun ik alle verpleegkundigen het goede.
Eén reactie
Joop, ouwe zeikerd, je hebt wel een heel eerlijk stukkie geschreven. ‘Vertederend’!