Door: Pierre Tuning. ‘Op 25 november 2025 vond voor de dertiende keer het Gala van de Wetenschap plaats in het Internationaal Theater Amsterdam. Robbert Dijkgraaf sprak over een grote uitdaging in de wetenschap: wat we weten over wat we nog niet weten.’
Ik schrijf dit stukje op de avond dat bovenstaand evenement plaatsvindt (het ‘Internationaal Theater Amsterdam’ heette vroeger ‘Stadsschouwburg’). Al googlend kwam ik een opmerkelijk citaat tegen uit een interview dat Robbert Dijkgraaf vijf jaar geleden met het organiserende tijdschrift New Scientist had:
‘Schrijven is eigenlijk een gesprek aangaan met jezelf’
‘Schrijven is voor mij een abstracte versie van een gesprek. Je bent de lezer iets aan het vertellen. Stap één is je gedachten op orde te brengen, je ideeën en feiten te rangschikken. Maar daar stopt het niet. Schrijven is eigenlijk een gesprek aangaan met jezelf. Het stelt je in staat iets te formuleren waarvan je zelf niet wist dat je dat dacht. Ik zie wetenschappelijke kennis als een wolk van datapunten, de kale feiten. Een verhaal schrijven is die punten met elkaar verbinden. Je kunt echter op meerdere manieren die lijnen trekken. Daar komt de stijl van de schrijver naar voren.’
Waar moet een goed essay aan voldoen?
‘Het bevat een originele gedachte die goed beargumenteerd wordt en ontstaan is uit een helder gezichtspunt. Een goed essay prikkelt en ik ben ook dol op een persoonlijk element. De schrijver mag er best zelf in zitten.’
Kunstroute
De uitspraken van Dijkgraaf komen opvallend overeen met wat ik bij de opening van de Kunstroute 2021 heb gezegd:
‘Een kunstenaar gebruikt zijn medium om zichzelf te leren kennen.’
‘Een beeldend kunstenaar – een tekenaar, een schilder of beeldhouwer – maakt iets, doet een stap achteruit, kijkt, voegt iets toe, haalt wat weg… en al doende ontwikkelt hij zijn eigen beeldtaal, waarmee hij of zij tot zichzelf spreekt.
Bij de pogingen, de beeldtaal te intensiveren en de grenzen van de expressiviteit op te zoeken, komt de kunstenaar zichzelf tegen. Dat is niet ‘mooi’, dat is niet ‘leuk’, dat is niet ‘gezellig’ of ‘decoratief’; het moet ‘waar’ zijn, het moet ‘waarachtig’ zijn, het moet ‘eerlijk’ zijn – ‘tot op het bot’.
Kunst is pijn, moeite, verdriet, gekte, grenzeloosheid, tot aan het vertonen van de meest uitzinnige, maniakale uitspattingen. In de kunst gaat het om het opzoeken van de uiterste uithoeken van de menselijke geestkracht. Kunst ontstaat pas, als de kunstenaar in staat is in een voortdurend proces van zelfkritiek met zijn medium bezig te zijn.
Dat brengt risico’s met zich mee, die je niet van alle zich noemende kunstenaars kunt eisen. Maar het bepaalt de kwaliteit. En dat wordt steeds meer vergeten. Vind ik.













/Muller.jpg)




/LJ-de-Vries.png)





Eén reactie
Een overweldigend jazzconcert op de Nieuwe Meer
Een kunstenaar die via een medium probeert zichzelf te begrijpen, zal moeten leven met het besef dat zijn activiteiten zullen leiden tot het weergeven van het onbegrijpelijke.
Zondagmiddag drong dat zo diep in mij door, dat (vanwege de Parkinson) mijn overgevoelig zenuwstelsel helemaal op tilt ging. Oppervlakkig, rationeel, zeg ik wel eens tegen de jazzmuzikanten, dat het hoogste doel is, al improviserend iets te spelen ‘dat je niet kunt’ – d.w.z. dat je zoekt naar het wonder van de optimale creativiteit: als je jezelf zou terug zou horen, snap je niet hoe je tot die magische hoogtepunten bent gekomen.
Datzelfde maakt een jazzmuzikant mee: als de pianist Jos van Beest voor de tweehonderdste keer ‘Misty’ speelt (een compositie van Erroll Garner), dan probeert hij dat intenser dan ooit te vertolken – en als het lukt, komt hij tot een climax die hemzelf verbaast.
Nog een voorbeeld. Het Franse chanson ‘Les feuilles mortes’ is als jazz standart ‘Autumn Leaves’ overal in de wereld honderdduizend keer gespeeld. Maar zoals het zondagmiddag klonk uit de saxofoon van Benjamin Herman, de piano van Jos van Beest, de contrabas van Marcel Booij en de drums van Ben Schröder heeft het nooit geklonken – en zo zal het nooit weer klinken.
Dat is het wonder van de jazz…