Mocht u zich afvragen hoe mijn onmogelijke naam uit te spreken, de titel van deze column is een rijm. Het markeert tevens een zeldzame gebeurtenis. Ik, Yannick, was ziek afgelopen week, iets wat normaal gesproken zelden tot nooit gebeurt. Ik ben wel eens een dagje minder in vorm en natuurlijk bestaan er dagen dat ik liever in mijn bed blijf liggen (deze noem ik ‘weekdagen’), en toch echt ziek ben ik eigenlijk maar heel zelden. Ik kon me, tot deze week, de laatste keer dat ik echt een paar dagen buiten commissie ben geweest niet meer herinneren. En toen was het woensdag en ging ik rond het middaguur naar huis van werk omdat ik me niet goed voelde.
Je herontdekt dingen over jezelf als je ziek bent. Ik kwam erachter dat ik heel slecht ben in ziek zijn. Niet omdat ik zo’n bezig baasje ben, maar omdat het me mateloos irriteert als m’n lichaam niet meewerkt. Nu is het welbeschouwd een klein wonder dat lijf en leden normaal gesproken de taken goed uitvoeren; qua dieet en beweging laat mijn huidige levensstijl nogal wat te wensen over.
Toch, op het moment dat ik in een t-shirt op de bank zit te zweten terwijl mijn huisgenoot onder een dekbed ligt te rillen, bekruipt me een gevoel van irritatie. Het zegt veel over hoezeer ziek zijn niet bij me past als lamlendigheid me begint te vervelen. Lamlendigheid is mijn ding, verdomme. Niemand is beter in lamlendig zijn dan ik, vraag maar na bij mijn moeder of de leraren op mijn middelbare school. Ik ben kampioen niks doen op een dag, maar na anderhalve dag ziek zijn had ik gewoon zin om iets te gaan doen!
Wat wel altijd lekker is, is als het weer beter gaat. In mijn geval was het m’n hoofd. Vrijdagochtend was de eerste keer in een paar dagen dat ik zonder bonkend gevoel in mijn schedel wakker werd. Het is ongelofelijk sneu hoe gelukkig je van zoiets kunt worden. Ik weet nog een keer toen ik in m’n vinger had gesneden, en dat ik toen na een paar dagen kloppende vinger ineens dat gevoel niet meer had. Het was orgasmisch, u had erbij moeten zijn!
Mocht u trouwens nog twijfelen, nee ik ben geen held op pijngrens-gebied, wat dat betreft ben ik meer een kind van m’n vader dan van m’n moeder. Zelfs over de meest minuscule ongemakken raak ik al enigszins van slag. Ik onthoud sneetjes in mijn vinger, dat zegt eigenlijk alles. Je weet dat iemand kleinzielig is als hij een column van bijna 500 woorden schrijft over een milde griep. Aan de andere kant kun je ook denken, ik ben in ieder geval niet degene die het aan het lezen is.
Los van mijn kommer en kwel, dit is mijn eerste column op deze plaats sinds het overlijden van Han Carpay. De man, naar wiens e-mail deze tekst zou vertrekken voor een laatste spellingscontrole en puntjes op de i, is er niet meer. Zonder Han was ik nooit betrokken geraakt bij NieuwNAT, en was ik nooit columns gaan schrijven voor zijn nieuwssite over Aalsmeer. Nu kende ik Han lang niet zo lang of goed als menigeen die na zijn overlijden hier of op een andere plaats een mooie tekst of verhaal heeft geschreven, maar ik kende hem wel. Hij was een journalist in hart en nieren, ik ben hem dankbaar dat hij me een plaats heeft geschonken waar ik op soort-van reguliere basis in de pen kan en mag kruipen. Hij zal gemist worden.
Eén reactie
Humoristisch geschreven, door een man met zelfkennis.
Bedankt, voor het erbij betrekken van Han’s puntjes op de i…….