Column: ‘Ik zie nergens het pontje…’

Aan de overkant van het ‘kanaal’ de Pontweg (Foto: Dick Piet)

Door: Dick Piet. Ik was er al een paar keer voorbij gefietst, maar wilde het nieuwe Dijkhuis nu weleens van dichterbij bekijken. Terwijl ik het buurthuis stond te bewonderen (het ziet er écht fantastisch uit), stopten een man en vrouw naast me. Allebei op een elektrische fiets. En een helm op, zodat ik hun leeftijd moeilijk kon schatten. Hier en daar staken grijze haren onder hun beschermende kapjes uit. Dat het geen jonkies waren, was me wel duidelijk.

“Mag ik u iets vragen,” vroeg de man, met een licht Engels accent, “daar aan de overkant van het kanaal is toch de Pontweg?” Het verraste me, dat hij ‘kanaal’ zei. Vooral oudere Aalsmeerders noemen de Ringvaart zo. Die zeggen ook ‘kanaaldijk’ in plaats van Aalsmeerderdijk. “Jazeker,” antwoordde ik. “Maar ik zie nergens het pontje,” reageerde hij. “Ik ook niet,” viel zijn vrouw hem bij. “Klopt,” lachte ik, “dat vaart al járen niet meer.”

Ze keken me aan alsof ze water zagen branden. “Dat méént u niet, “reageerde hij verbaasd, “wij zijn hier speciaal naartoe gekomen, om nog eens met het pontje over te steken. Net als vroeger, toen ik nog in Bloemenlust werkte. Vanaf mijn zestiende kwam ik iedere dag vanuit de stad op mijn brommer over de dijk hierheen. Van der Schilden zette me dan met zijn pontje over en ging ik via de Pontweg naar de veiling. De man leeft zeker niet meer, hé?”

Ik schoot opnieuw in de lach. “Nee, anders was hij nu dik in de honderd geweest. Mag ik vragen hoe oud u bent?” Gezien zijn herinneringen aan de grijze oudheid, was ik daar nu wel erg nieuwsgierig naar. “Ik ben 87,” zei hij, “mijn vrouw een jaar jonger. Wij zijn in 1960 getrouwd en kort daarna naar Australië geëmigreerd. Wij zijn één keer terug geweest, ruim dertig jaar geleden. Maar hebben Aalsmeer toen niet bezocht.”

Dat wilden ze dus vandaag alsnog een keer doen. Maar hadden er geen rekening mee gehouden, dat de tijd hier de afgelopen zestig jaar niet heeft stil gestaan. “Gek hè, dat ik me geen moment heb afgevraagd of het pontje nog wel zou varen.” “Nou,” lachte zijn vrouw, “ik heb je anders vanmorgen, toen we vertrokken, nog gevraagd of je er zeker van was dat de route nog klopte.” “Ja,” zei hij, “misschien wilde ik het gewoon veel te graag.”

Ik vertelde, dat ik naast veiling Bloemenlust ben geboren en getogen. En er tot mijn vijftiende heb gewoond. “Mijn grootouders woonden op de Aalsmeerderdijk, hier even verderop. Dus ik ben heel wat keren door Van der Schilden overgezet wanneer ik naar mijn opa en oma ging. Meestal met zijn roeiboot. Alleen als er fietsers of een auto overgezet moesten worden, mocht ik mee met het pontje.”

“Dus u kwam vroeger ook weleens in de veiling,” opperde hij. “Nou en of, heel vaak zelfs. Daar speelde ik met andere kinderen tussen de veilingkarren en op de tribunes. Portier Vermeer wilde dat niet hebben, maar portier Van Itterzon vond het best.” “O ja, Vermeer en Van Itterzon, die herinner ik me nog goed. Ook Toon van Es. Als ik ’s middags naar huis ging, kocht ik bij hem in de kantine vaak een Mars voor onderweg. Na een lange werkdag, verrekte ik altijd van de honger.”

“Staat die school er eigenlijk nog, naast de veiling,” vroeg hij nieuwsgierig verder. “Daar heb ik opgezeten,” zei ik, “die stond naast ons huis. Het gebouw staat er nog, maar is al weer vele jaren een hotel-restaurant.” “En café ‘Welkom’ op de Pontweg, is dat er nog? Ik ging er wel eens met een paar collega’s een biertje drinken.” Zijn vrouw vond het ophalen van herinneringen genoeg en sommeerde haar man weer op de fiets te stappen.

“Goh, jammer, ik had zo graag nog eens bij de veiling willen kijken. Stom van me, dat ik er klakkeloos van uit ben gegaan, dat het pontje nog zou varen. Moeten we eigenlijk heel ver omrijden om bij Bloemenlust te komen?” Ik legde uit, dat dat inderdaad een behoorlijk stuk omrijden was. En raadde ze, ook om een andere reden, sterk af dat te doen: “De Oosteinderweg is levensgevaarlijk voor fietsers.”

De echtelieden besloten maar rechtsomkeert te maken. Toen ze op hun fiets stapten, zei hij: “Vroeger, als het slecht weer was, ging ik met de bus naar Aalsmeer en kon ik vlak voor de veiling uitstappen. Misschien moeten we dat maar weer doen.” Snel riep ik ze na: “Er rijden geen bussen meer over de Oosteinderweg, hóór. Al járen niet meer.” Of hij het hoorde? Hij stak een duim op.

Terwijl ik zelf weer op de fiets stapte (zonder helm), vroeg ik mij af: zou hij eigenlijk wel weten, dat Bloemenlust al vijftig jaar geen veiling meer is…

Dick Piet is journalist. Geeft zijn nieuwsgierigheid al meer dan een halve eeuw de vrije loop in de schrijverij. Schopte het tot hoofdredacteur van de Aalsmeerder Courant. Graaft op papier graag dieper dan anderen in naoorlogs Aalsmeer. Pleziert Aalsmeerders veelvuldig met foto’s van vroeger op platform ‘Je bent Aalsmeerder als…’ en met nostalgische filmavonden in de Feestweek.

8 reacties

  1. Mooi verhaal Dick, Cees van der schilden was mijn opa, heel wat keren meer geweest op de pont. Klein meisje nog, vroeg ik opa mag ik mee varen? Meteen antwoordde hij je moet zeker een rollletje drop bij buurvrouw Selser, het kleine kruideniers winkeltje aan de overkant. Waar met een klingeling binnen kwam. Nee echt niet opa wil gewoon mee varen. Aan de overkant aan de dijk kwam de vraag natuurlijk, opa, mag ik een rolletje drop? Na een diepe GVD ging zijn hand in zijn zwarte ribbroek, viste er een duppie uit en zei opschieten is de laatste keer, nog eigenlijk geen verkeer op de dijk maar opa ging Midden op staan om mijn veiligheid te garanderen, Snel de drop gehaald en weer terug op de pont, wetende dat ik de volgende keer weer zou krijgen. Ruwe bolster

  2. Wat mooi dit. Een geweldige mooie ontmoeting met dé verhalenverteller van Aalsmeer. Had niet beter kunnen getroffen kunnen zijn.

  3. Cees van der Schilden, vaak met een druppel aan zijn neus, gebruikte voor een paar fietsers ook nog wel de roeiboot. De fietsen konden toen gestald worden tegen een paal die in de boot gemonteerd was. Het verschuldigde dubbeltje was toen wel een aanslag op je portemonnee…
    Cees was een neef van mijn grootvader (1879)

  4. Geweldig Dick, wat een prachtige herinneringen smaakt naar meer.
    Super bedankt.

  5. Geweldig om te lezen, zo herkenbaar voor mij.
    Hou me aanbevolen voor meer, zeker over het Farregat

  6. Dick wat een geweldig leuke column. Ik heb weer gesmuld !!!

  7. Leuk verhaal, woonde zelf in de jaren 70 ook in Australië. Veel emigranten gaan er inderdaad van uit dat er in het thuisland weinig veranderd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *





banner_martinez
adv desiree klein
mjk-advies
LJ-de-Vries
S4H
flower art museum
historische tuin
adv-Toneel
banner_martinez
adv desiree klein
mjk-advies
LJ-de-Vries
S4H
flower art museum
historische tuin
adv-Toneel