Door: Belle Fleur. Op één van die overdreven warme zomeravonden zat ik in de tuin achter ons huis mijn leven te overdenken. Intussen luisterend naar één of ander mannenkoor op mijn transistor radiootje, zoiets als de Maastrichter Staar, maar dan anders.
Niet briljant zal ik maar zeggen, maar het kon ook geen kwaad. U kent dat wel. De klanken riepen herinneringen bij mij op aan de negende symfonie van Beethoven, ook al betrof het hier geen muziekstuk voor een groot orkest.
Ik zat bij te komen van een dag hard werken in mijn atelier, gewapend met een thermoskan met koffie en een heel pak bastognekoeken. Iets in mijn broekzak begon te resoneren. Nou moet u weten, dat alles wat met mobiele telefoons c.q. computers dan wel met knoppen op tv en aanverwante intelligente apparaten te maken heeft, mij volledig in verwarring kunnen brengen.
Vooral als er geluid uit komt en ik weer eens niet weet om welke knop het gaat die ik zou moeten indrukken om het gewenste resultaat te bereiken. Erger nog, ik verval in een complete staat van hysterie als mijn hersens de meest eenvoudige problemen niet blijken te kunnen oplossen.
Mijn omgeving begrijpt mij niet. Mijn eigen zoon al helemaal niet. “Mamma ik heb het je gisteren toch nog uitgelegd…” Daar is niets aan gelogen, maar toch blijk ik niet in staat het uitgelegde vast te houden, laat staan het in de praktijk te brengen. Na het bovenstaande zou je misschien kunnen denken, dat ik het zwarte garen niet heb uitgevonden. Maar dat laat ik mij niet aanpraten. Ik stel mezelf gerust met de gedachte, dat ik heel veel dingen wel kan, waar mijn omgeving dan weer geen verstand van heeft. Dat helpt maar een klein beetje. Ik besluit op te houden met doemdenken.
Dat klinkt eenvoudiger dan het is. Maar goed, mijn vibrerende telefoon, die voorheen gewoonlijk de negende symfonie inzette, als iemand zich meldde, viste ik onverschrokken uit mijn broekzak. Mijn vriendin meldde zich geheel en al ontdaan aan de andere kant van de lijn. Volkomen ontzet bracht ze er stotterend uit dat haar p.c. haar vandaag voor de vijfde keer in de steek had gelaten.
Daar werd ik op slag heel vrolijk van.
Ik ben niet gek, spookte het door mijn hoofd. Iets wat mij de laatste tijd niet geheel en al onlogisch voorkwam. Ik besloot nog dezelfde dag mijn goede vriend in het oudste pandje van Aalsmeer te raadplegen. In een ommezien van tijd toverde hij aan de hand van het kleinste, door mij geheel en al over hoofd geziene knopje, mijn vertrouwde ringtoon tevoorschijn.
Vrolijk schalde binnen een paar seconden de mooie klanken van de negende symfonie door de ruimte alsof het hele orkest zich achter zijn toonbank had opgesteld.
Tenslotte, als mijn superbegaafde en intelligente vriendin met dezelfde problemen kampt als ik is er maar één ding wat wij moeten doen. We moeten ons verenigen. Niet bij de pakken neer gaan zitten. Er over durven praten. Niet bang zijn om voor gek versleten te worden. Steeds meer mensen bekennen intussen kleur. Kom op dames en heren, verenig u. Ik zal u voorgaan. Morgen begin ik een handtekeningenactie, om de eerste club van Nederland voor digibeten op te richten en naar grote hoogte te stuwen.