Column: ‘De Grote Brand van Aalsmeer’

De scheepswerf van Dick Piets voorouders op de Helling, met op de achtergrond de Dorpskerk, in 1817 getekend door J. van Delden

Door: Dick Piet. In de nacht van vrijdag 12 op zaterdag 13 april 1844, vandaag precies 180 jaar geleden, overkwam Aalsmeer de grootste ramp uit haar geschiedenis. Het halve dorp werd door brand verwoest. Ook de scheepswerf van mijn ‘opa’ Arie Segstro op de Helling ging in vlammen op. Tientallen gezinnen verloren al hun have en goed. Het mag een wonder heten, dat er toen geen doden en gewonden zijn gevallen.

Het was nachtwacht P. van Leeuwen, die kort voor middernacht vlammen ontdekte tussen de tapperij van Jacob Schouten (op de hoek Zijdstraat-Uiterweg, waar nu Sparnaaij is gevestigd) en het huis van Jacob Mozes Meijer. Meteen sloeg hij alarm. “De nachtwacht zijn geroep van brand gedurig herhalende, had spoedig de bewoners uit hunnen slaap opgewekt,” noteerde dominee T.W. Venema (tevens een van de getroffenen) van de Doopsgezinde kerk later in zijn ‘geschrift’ over de brand.

Door de harde wind, greep het vuur razendsnel om zich heen. “De straat was aan een oven gelijk en niemand kan dezelve langs komen of er zich in begeven om te helpen of te redden.” In korte tijd verwoestten de vlammen aan weerszijden van de Zijdstraat zevenentwintig huizen. Waaronder de ambtswoning van burgemeester Van Ommeren, op de hoek Zijdstraat-Van Cleeffkade (waar nu modewinkel Van Uffelen staat). Ook de Doopsgezinde kerk en pastorie, verderop in de Zijdstraat, bleven niet gespaard.

“Brandende rietstoppels met de gloeiijende asch,” werden door de wind vanaf het rieten dak van de kerk meegevoerd en verwoestten tientallen meters verderop nog eens zeventien huizen in de Dorpsstraat. Ook de school en woning van onderwijzer Kornelis Met (in 1844 op de plek waar nu Hotel Aalsmeer staat), werden in de as gelegd. Op de Helling brandde de scheepstimmerwerf van mijn bet-betovergrootvader Arie Segstro tot de grond toe af.

“De werf met al het hout, de loods met eene geheel nieuw afgetimmerde schuit, de touwen, de blokken hout en de gereedschappen, alles, tevens met het daarbij staande woonhuis, werden eene prooi der vlammen.” Mijn voorvader had een schade van 7400 gulden en was niet verzekerd. Van de ‘Commissie ter tegemoetkoming der geleden verliezen’ ontving hij een uitkering van 3500 gulden, die hij gebruikte om zijn scheepswerf (die in 1881 werd verkocht aan Arie van Dam) te herbouwen.

Bijna de helft van alle huizen in Dorp brandde als een fakkel. “Naderbij gekomen,” schreef dominee Venema, “was het ontzettend het geknetter en het geknap der lichtende vonken te hooren, het gekraak der instortende daken, vereenigd met het gejammer der kinderen, de wanhopige kreten der moeders en de smartelijke uitboezemingen des vaders. De een poogde zich hier te bergen, de ander daar.” Bewoners redden zich ,,met eenig huisraad in de schuiten,” in de sloot achter de Zijdstraat en in de Kerkwetering.

Dominee Venema roemde het optreden van de brandweer. “Maar,” merkte hij vervolgens op, “wat kon in het brandende gedeelte de brandspuiten baten? De spuiten uit de naburige gemeenten snelden zoo spoedig mogelijk ter hulpe, maar de rassche voortgang van den brand was oorzaak, dat zij niet tijdig genoeg aankwamen, om het reeds aangetaste te redden. Zij hebben echter veel toegebragt, om het nog verder voortslaan der vlammen te stuiten, en het overschot van het dorp voor ganschelijke vernieling te bewaren.’’

De ramp die Aalsmeer had getroffen, kreeg in de landelijke dagbladen uitgebreid aandacht. De Amsterdamsche Courant bijvoorbeeld, berichtte dezelfde ochtend al: “Gedurende den voornacht, tusschen gisteren en heden, zag men hier in de rigting naar het Zuid-Zuid-Westen, eenen ongewonen rooden gloed aan den gezigteinder, en heden morgen verneemt men, dat er te Aalsmeer een geweldige brand gewoed heeft.”

Voorts meldde de krant, die zo kort na de brand nog over weinig informatie beschikte, dat ook het raadhuis en het ‘bestedelingshuis’ (het latere Rustoord) waren verwoest. “Voorts veel vee is er verbrand en vier menschen worden vermist. Men zegt dat de brand in eene schuur begonnen is, waar een scharenslijper nachtverblijf had. Ook deze man is niet wedergevonden.” De middageditie kon echter melden, dat genoemde gebouwen toch gespaard waren gebleven en er ook geen slachtoffers waren te betreuren.

De Amsterdamsche Courant deed na het weekend verslag van het ‘ramptoerisme’: “De belangstelling welke zich algemeen openbaarde in het naburig, onlangs door eenen zoo zwaren brand geteisterde Aalsmeer, had een schipper, met name Pannekoek op het denkbeeld gebragt, zondagmorgen, zijn schip aan den Overtoom, buiten deze stad, beschikbaar te stellen, tot het overvaren van passagiers, die genoemd dorp zouden wenschen te bezoeken. Hoogstaanzienlijk is het getal geweest dergenen die gebruik van deze gelegenheid hebben gemaakt.”

Maandenlang berichtten de dagbladen over inzamelingen van kleding en collectes voor de getroffen Aalsmeerders. Ook op andere wijze werd geld ingezameld. Zo meldde de Haarlemsche Courant van 3 mei 1844, dat een concert in Den Haag 428 gulden had opgebracht voor “de door den brand te Aalsmeer ongelukkig gewordenen.” Koningin Anna Paulowna, de echtgenote van Koning Willem II, die samen met kroonprins Willem en zijn vrouw, prinses Sophie, het concert had bijgewoond, deed daar met 200 gulden nog een schepje bovenop.

Anderhalf jaar na de brand, was het verwoeste deel van het dorp weer herbouwd. Burgemeester Van Ommeren maakte de voltooiing van de wederopbouw echter niet meer mee. Na “een smartelijk lijden” overleed hij op 29 mei 1845, “zijn eigen nieuw gebouwd huis eenige weken in pijn en smart bewoond hebbende.” De burgemeesterswoning werd door zijn erfgenamen verkocht aan de Doopsgezinde kerk, “om tot eene pastorij te verstrekken.” Deze pastorie maakte in 1960 plaats voor de bouw van Modehuis Mantel (Van Uffelen).

Het is dus vandaag op de kop af 180 jaar geleden, dat Aalsmeer door de grootste ramp uit haar geschiedenis werd getroffen. Nee, er is geen gedenkplaat of wat dan ook, dat aan die rampspoed herinnert. Vijf jaar geleden heb ik er in een soortgelijke column als deze nog voor gepleit. Helaas zonder succes. Maar mocht u vandaag of morgen in Dorp komen, sta dan heel even stil bij wat de geschiedenis is ingegaan als de ‘Grote Brand van Aalsmeer.

Dick Piet is journalist. Geeft zijn nieuwsgierigheid al meer dan een halve eeuw de vrije loop in de schrijverij. Schopte het tot hoofdredacteur van de Aalsmeerder Courant. Graaft op papier graag dieper dan anderen in naoorlogs Aalsmeer. Pleziert Aalsmeerders veelvuldig met foto’s van vroeger op platform ‘Je bent Aalsmeerder als…’ en met nostalgische filmavonden in de Feestweek waarvoor hij tijdens de laatste editie koninklijk onderscheiden werd.

4 reacties

  1. Dank voor het verhaal, een mooie aanvulling, op wat ik ooit heb gelezen heb in een artikel in Oud Aalsmeer van lang geleden, Dicky

  2. Dit wist ik niet maar het mag inderdaad een ramp genoemd worden. Wat is er toen veel verwoest. Dank, ondanks het verschrikkelijke, voor dit verslag.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *





banner_martinez
adv desiree klein
mjk-advies
LJ-de-Vries
S4H
flower art museum
historische tuin
adv-Toneel
banner_martinez
adv desiree klein
mjk-advies
LJ-de-Vries
S4H
flower art museum
historische tuin
adv-Toneel