Door: Joop Kok.
Lijfelijkheid, was afgesproken, daar moest het over gaan.
In een zaal met muren opgebouwd uit een geschiedenis van
verstilde klanken, na-ijlende beelden en gestolde stemmen
kwamen we bijeen. Gewillig luisterend, naar de stilte tussen
de woorden. Een ode aan dat wat niet gezegd kan worden.
Op de achtergrond van het podium lagen in een fauteuil de
restanten van een tot op het bot uitgebeend lijf; een skelet.
Tot zelfs na de dood benieuwd naar wat een dichter bezielt,
volop beplakt met vragen die stalmeester en dorpsdichter
Marcel Harting na afloop van een voordracht voorlas.
Met dichterlijke vrijheid een aantal antwoorden:
“Tegen mij als kind werd vaak gezegd er zijn olijven en o-benen,
dat bracht me op het beginwoord van het gedicht: Oh lijf.”
“In de ochtend wanneer de dag nog fris is, zit ik met de pen in
de hand klaar voor wat de geest in het schemergebied tussen
droom en werkelijkheid weet op te roepen.”
“Bij mij werkt het totaal anders, net als kakken, ineens moet je.”
“De geest moet waaien, onder druk, met een fles wijn als tafelgast.”
Eenmaal de nectar van de dichterlijke vrijheid geproefd, durf ik het aan, een gedicht te schrijven dat al associërend ontstaat wanneer ik me dwing om uit ieder gedicht een regel te kiezen.
De huid weet het, wie ik ben zit in een tasje, als de onschuld van een kind,
bruisend als de gouden lentezon, lijfelijker dan dit wordt het niet,
die veel te dikke reet, zwoel heerst het verlangen, dan gaat het gebeuren,
zoete zachte warmte, wij als die samen zijn, oh lijf mijn lijf,
onuitgesproken woorden, lijfelijkheid zal diffuus worden, je lijf is je lief.
maar open is naakt zo kwetsbaar, maar niet bronstig, ik dicht mijzelf open,
je kunt in elke zin iets kwijt, de zoete nadorst, de handen van een ander,
in een wip mijn schaamte.
Wanneer ik het nalees voel ik me dronken van beelden, een beetje misselijk. Net als na afloop van de gedichtenavond op die laatste januaridonderdag in een goed bezocht Bacchus.
Toch was er één gedicht dat mij door zijn éénvoud en intimiteit bijzonder aansprak. Het is geschreven door Laura Touw, en werd na de pauze, opgevuld met pianoklanken van Robbert Tuinhof, als een niet thema gebonden gedicht voorgedragen. En toch, was dit voor mij het meest lijfelijke gedicht.
Ik stapte net naakt in mijn jurkje,
de korte voor de nacht.
Niet over mijn hoofd, juist niet.
Mijn voeten stapten zich er in,
terwijl ik hem vasthield aan de
spaghettibandjes, zwart uiteraard.
Ik trok hem langzaam omhoog,
schoof diezelfde bandjes
één voor één
met beleid om mijn armen, mijn schouders
één voor één
Het kant belandde daarmee,
precies en schuin,
op de rand van mijn borsten.
Voila,
Sexy en klaar
De gedichtenbundel Lijfelijkheid is aan te vragen via poezie@kunstencultuuraalsmeer.nl en kost 5 euro.
(Foto’s: Arjen Vos, zie ook de galerij onder de advertentie van Christiani)