Ik kan het niet helpen. Alles wat met de Tweede Wereldoorlog te maken heeft, raakt bij mij een gevoelig snaar. Foto’s, films, verhalen, muziek, herdenkingen, noem maar op. Ik kan me er helemaal in verliezen.
Met de voorstelling ‘Yes, We Meet Again’ die vorige week voor het derde jaar in successie werd opgevoerd op de planken van Crown, was het opnieuw raak. Het begon al met de zwart-witte filmbeelden voor aanvang van de show. De bevrijding in Aalsmeer. In stilzwijgende grijstinten kwamen ze weer indringend binnen. Het Karmelklooster met de krijgsgevangenen, de B17 bommenwerper die over de Stommeerweg vliegt en oorlogsheld dokter Oei die het kogelgat in zijn plavuizen vloer laat zien. Ik ken de beelden, heb ze al zo vaak gezien en toch blijven ze me ontroeren.
Daarna kwamen de verhalen, treffend verteld door Stefan Stasse. Over zijn vader die ondergedoken zat in een Amsterdams souterrain en dagelijks door het lage ruitje een stel damesbenen voorbij zag komen. “Het bleken de benen van mijn moeder te zijn,” vertelde Stefan, “alleen wist mijn vader dat toen nog niet…”
Toen de muziek. Het koper van de Koos Mark Bigband verlevendigd met ragscherpe foto’s uit de oorlogsjaren. Een combinatie die de tijd meer dan 70 jaar overbrugt en mij deelgenoot maakt van deze duistere periode van de geschiedenis. Een dubbel gevoel. De muziek zo meeslepend, zet een sfeer neer die ik enerzijds vurig verlang meegemaakt te hebben, maar waarbij ik anderzijds door de gruwelen van die tijd blij ben dat ze me gespaard is gebleven.
Het is zo lang geleden en zelf heb ik het niet meegemaakt. Wat maakt dan dat ik een brok in mijn keel krijg als ik de liedjes van Johnny en Jones en Vera Lynn hoor of tijdens een vakantie een oorlogskerkhof bezoek? Of als ik de familieleden van omgekomen Aalsmeerders tijdens de dodenherdenking op het Raadhuisplein zie zitten met een bosje bloemen op schoot?
Ik kan het slecht benoemen. Maar denk dat het te maken heeft met mijn diepe bewondering voor de heldenmoed van degenen die destijds de strijd tegen onrecht hebben gestreden. Die opstonden tegen het kwaad en het verzet ingingen, of als militair een vrijwel zekere dood tegemoet gingen bij de landing in Normandië.
Het lied ‘We’ll Meet Again’ hield de moed er destijds in bij de vele soldaten die voor onze vrijheid vochten. Ik heb het lied pas goed leren kennen begin jaren ’90 toen ik als gastheer voor uitvaartcentrum Finnema een rouwbezoek moest begeleiden. Het was al laat op de avond dat de familie het bezoek afsloot en vertrok. Ik dacht klaar te zijn maar kreeg een seintje van mijn baas dat er nog een familielid uit Groningen onderweg was en pas over een uur zou arriveren. Dat betekende dat het een latertje zou worden.
In het internet- en smartphoneloze tijdperk van destijds was het dus domweg wachten geblazen. Daar zat ik dan in het verlaten en bijna doodstille uitvaartcentrum. Om het confronterende tikken van de klok te overstemmen besloot ik een cd op te zetten. Het krasserige ‘We’ll Meet Again’ van Vera Lynn klonk als eerste door de luidsprekers. Ik zat daar en liet het muziekstuk op me inwerken. Stelde me voor wat een houvast die oorlogssoldaten ver van huis aan dit lied moeten hebben gehad. De hoop op een weerzien met hun geliefde werd door dit lied levend gehouden. Vaak tegen beter weten in. Ik zag ze zo voor me. Vermoeid, verwond, onzeker, angstig en vol heimwee naar huis. Het raakte me steeds dieper.
Nadat het afgelopen was, zette ik het nog een keer op. En nogmaals. Ik liet de cd-speler het lied herhalen totdat de deurbel ging en de familie uit Groningen zich meldde. Ze waren verdrietig maar o zo dankbaar dat ze op dit late tijdstip langs mochten komen om afscheid te nemen van hun geliefde maar overleden familielid.
Volgende maand ga ik met twee van mijn jongens naar Soldaat van Oranje. Ik weet niet of ik het droog houd.
Arjen Vos hanteert sinds zijn middelbare schooltijd de camera, en later ook pen en toetsenbord. Mede-oprichter en thans hoofdredacteur van AalsmeerVandaag. Altijd geïnteresseerd in mensen. Chaotisch, jongensachtig, vader van vier kinderen.