Nee, met Berghoef had ik in die tijd weinig op. Hij beoordeelde je werk zonder dat je er als student zelf bij mocht zijn en hij vertegenwoordigde een wereld waar de Bouwkunde student anno 1969 tegen in opstand kwam: te traditioneel, te ambachtelijk en te weinig oog voor de vragen van een moderne samenleving. Het feit dat ik uit een klein dorp kwam en dat mijn vader aannemer-metselaar was, werkte in mijn geval evenmin positief. Traditie associeerde ik met benauwenis en ambachtelijkheid met het sjouwen van stenen tijdens mijn vakanties. Volgens mijn vader was dat pas werken.
In de architectuur van Berghoef zag ik niet anders dan een verlangen naar een wereld waar ik me juist uit wilde bevrijden. Over het gemeentehuis van Aalsmeer kon ik alleen maar negatief zijn. Het was als de wereld van Anton Pieck. Een gebouw als een burcht in het water en dan ook nog met een ophaalbrug. Deed dat niet denken aan een wereld van lang vervlogen tijden van toen de vijand nog te paard kwam? En dan die monumentale gevel met trap. Was dat niet om te imponeren? Om de bezoeker met lood in de schoenen aan de gesprekstafel te krijgen? En de indeling van de gevels, gaven die niet de hiërarchische opbouw weer van het gemeentelijk apparaat? De kamers van de burgemeester en wethouders waren voorzien van een Frans balkon, hadden volop zon en uitzicht over het raadsplein. De kamers van de ambtenaren lagen achter een gevel met een gelijkmatige perforatie van ramen, hadden weinig zon, laat staan een balkon. Waarom die verschillen? En de wijze waarop de raadzaal zich naar de buitenwereld presenteerde. Nauwelijks zichtbaar en diep verscholen achter een tweede gevel in het hoofdgebouw. Dat kan toch niet, dat is toch niet van ‘deze’ tijd? Democratie moet zichtbaar en transparant zijn en dat ‘moet’ je als architect met alle architectonische middelen duidelijk maken. Kijk maar eens hoe Cees Dam dat deed in zijn ontwerpen voor het stadhuis van Amsterdam en Almere. In een duidelijk zichtbare hoek van het gebouwencomplex heeft hij achter een pui van glas de raadzaal gesitueerd. Alsof hij wil zeggen: Hier gebeurt het, hier vinden, voor een ieder zichtbaar en transparant, de beslissingen plaats die ons allen aangaan.
Over de betonnen palen boven op het dak kon ik furieus worden, wat onfunctioneel, het programma was zeker niet voldoende om het hoofdgebouw het gewenste accent te geven.
Toen uitbreiding van het raadhuis duurder bleek uit te pakken dan waar was van uitgegaan werd er vanuit de politiek de suggestie gedaan om het maar af te breken. Uithoorn had voor minder een geheel gemeentehuis gebouwd en zoiets moest dan ook maar hier komen. Ik was met stomheid geslagen, mijn antipathie voor het gebouw was door mijn vele reizen en inmiddels opgebouwde kennis, omgeslagen in een sluimerende liefde. De schoonheid van de Amsterdamse School had mijn trauma’s voor de baksteen verdrongen en in de bouwpraktijk had ik geleerd hoe je op een subtiele wijze een baksteengevel tot leven kan brengen. Berghoef kon dat, hij was er een meester in. Kijk naar de verspringingen in het metselwerk van de gevel, zie hoe hij het erkerraam met uitzicht op het Stokkeland uit de gevel ‘tilt’. Ik zag niet langer een gebouw maar een sculptuur, versterkt door de naar achtergeschoven gevel van de raadzaal.
Carel Weeber had gelijk: “Het is de beschouwer die aan een gebouw betekenis geeft”. Hoe meer verhalen, hoe gelaagder en betekenisvoller een gebouw wordt.
Voor mij kreeg het raadhuis weer een geheel nieuwe betekenis toen ik als fractieassistent de trap opliep. Ik kon mezelf niet langer wijs maken dat er lood in mijn schoenen werd geschoven, ook ik behoorde nu tot de bestuurders en de zwaarte die ik nu voelde was de verantwoording om samen met anderen tot goede besluiten te komen. Het traplopen werd een geheel andere ervaring, een meditatief moment om mij op mijn taak voor te bereiden. Ook de presentatie van de raadzaal naar zijn omgeving zag ik nu anders. Het menselijk handelen is, zeker in de politiek, zelden eenduidig, achter de waarheid schuilt vaak nog een andere, die van de menselijke ziel. Mooier dan met deze gelaagde dubbele gevel kun je deze levensopvatting niet verbeelden. Ook de kolommen op het dak bekijk ik inmiddels met andere ogen. Het is saai wanneer een gebouw puur functioneel is, er moet iets zijn dat niet in woorden is te vatten, een gevoel van poëzie. Berghoef had daar oog voor, zijn kolommen verwijzen naar een ervaring van ruimte die hij in Italië opdeed toen hij omsloten door zuilen op een heuvel stond. Of het hem gelukt is om dat poëtische gevoel uit te drukken is een tweede, maar hij had er oog voor. Om in een periode dat het modernisme tot volle bloei kwam je te laten inspireren door de architectuur van Italië, was voor toen achterhaald. Niet veel jaren later zou juist dat, als reactie op het modernisme, een aparte stroming worden: het postmodernisme.
Geheel nieuw voor die tijd was de centrale hal waar omheen de gebouwelementen waren gegroepeerd. Kostbaar, maar voor Berghoef van levensbelang om aan zijn idee van ‘Bouwen voor de Samenleving’ vorm te geven.
Om daar meer over te weten te komen nodig ik u uit voor een lezing door dr. Jennifer Bosch-Meyer die vorig jaar aan de Rijksuniversiteit van Groningen op zijn werk is gepromoveerd.
Het wordt een overkoepelende lezing over Berghoef als persoon en architect, over zijn bijdrage aan de Nederlandse bouwkunst en ook over zijn gebouwen in Aalsmeer.
Het is een lezing zowel voor leken als voor architectuur geïnteresseerden.
Joop Kok is architect en cultuurliefhebber. Is weer gaan studeren, cultureel erfgoed. Kenner van Aalsmeerse gebouwen. Geeft met die achtergrond rondleidingen door het centrum van Aalsmeer. Milder geworden de laatste jaren. Niet verlegen om een mening. Eigenwijze vent.
3 reacties
Ik hoop dat op de lezing de vraag gesteld word aan mevrouw Bosch-Meyer wat zij vindt van dat de Zuiderkerk ook van het buro Berghoef geen gemeentelijke monumenten status heeft gekregen, en nu staat te verkrotten.
En als de kerk nog behouden blijft uit zijn context wordt gehaald door de aanbouw die gepland is.
Ik heb begrepen dat een provinciale adviesraad inzake monumentenbeleid waaraan de gemeente Aalsmeer zich verbonden heeft, het College een aantal jaren geadviseerd heeft de kerk op de monumentenlijst te zetten. Naar ik meen heeft het toenmalig College dit advies niet overgenomen. Maar goed ik kan hier naast zitten.
Naar ik ook meen zat de onvolprezen wethouder van Cultuur Van der Hoeve, verantwoordelijk voor veel goeds in Aalsmeer, toen ook in het College.
Misschien kan de Heer Lookman deze vraag voor mij stellen op de lezing.
Een fraaie beschouwing van Joop. Maar, helaas, begrip en waardering voor architectuur en daaraan verbonden Welstand ontbreken in Aalsmeer. Hoezeer de heer Flip ten Cate, directeur van Federatie Ruimtelijke Kwaliteit, op onnavolgbare wijze nut en noodzaak van Welstand uiteen heeft gezet in de vernieuwde raadszaal aan raadsleden in een speciale openbare vergadering d.d. 16 februari, na zijn uur durende boeiende betoog kwamen vrijwel geen vragen. Hopelijk heeft Joop met zijn column een vuurtje doen ontbranden waardoor het gemeentebestuur met begrip en respectvol het geschonden uiterlijk van een groot aantal gebouwen in Aalsmeer zal gaan renoveren in plaats van de gemeente welstandsvrij te maken.
Weer een prachtig verhaal van mijn oud politiek collega Kok. De lezing wil ik dan ook graag bezoeken en wat een sociale inslag van Kok om door een kleine entreeheffing, het budgettekort van het gemeentelijk eigendom Oude Veiling terug te dringen.