Staan Aalsmeerders open voor nieuwkomers? Dat vroeg onze gewaardeerde schrijfster Leni Paul zich deze week af toen ze tamelijk hardhandig in aanraking kwam met zo'n import-Aalsmeerder. Het gesprek dat ze daarop had, zette haar aan het denken. Gedachten werden woorden die vervolgens uitmondden in een column. Lees hieronder haar relaas.
Je komt er niet gauw in
Toeval bestaat niet, schreef de door mij bewonderde Martin Bril in één van zijn columns. Ik neig er toe dit te beamen. Want was het geen toeval dat ik door een onfortuinlijke aanrijding met mijn auto afgelopen vrijdag (ja, mijn schuld, even niet opgelet en nee, geen letsel) in aanraking kwam met een 'nieuwe Aalsmeerder', een beminnelijke 40-jarige bewoner van Nieuw-Oosteinde.
Hij woont in een gerieflijk huis in Nieuw-Oosteinde zo liet hij me tijdens het invullen van het schadeformulier weten, maar in de drieënhalf jaar dat hij in het bloemendorp was gevestigd had hij zich over diverse zaken in zijn nieuwe woonplaats verwonderd.
Aardig dorp, hoor, prima om te wonen, Schiphollawaai, tja, dat was er nu eenmaal. De plaats had niet echt de bloemrijke uitstraling die hij had verwacht. Een ding was hem speciaal opgevallen: je komt er bij de Aalsmeerders niet gauw in.
Zo'n opmerking vraagt om details. Nu hoor ik van nature graag van mensen wat hen bezig houdt en bezielt (met graagte naar hen luisteren is ook al tientallen jaren mijn beroep), dus gretig zette ik me tot luisteren.
Laat ik stellen dat de man me een wat men noemt, toegankelijk type leek, zo'n man die 'goede morgen' zegt als je hem 's morgens vroeg zou ontmoeten en je met liefde zou helpen zoeken als je je fietssleuteltje hebt verloren.
Nee, aan de man zou het niet kunnen liggen, dacht ik die ochtend. Maar waaraan dan wel? Kom je er in Aalsmeer echt niet in, zoals men toch regelmatig hoort?
Onwillekeurig gingen mijn gedachten tijdens dit gesprek met de Nieuw-Oosteinder terug naar zo'n 25 jaar geleden toen ik in opdracht van de onvolprezen Aalsmeerder Courant een rapport moest doorspitten dat enkele weken daarvoor was verschenen. Het betrof een lijvig sociologisch boekwerk met de ernstige titel 'Structurering Welzijndsbeleid Aalsmeer'. Deskundigen hadden zich over het welzijn van de Aalsmeerders in het toen nog echte bloemendorp gebogen. Aan mij de opdracht het ook toen al ambtelijke proza om te zetten in een lekker leesbaar stuk.
Ik was destijds vereerd met deze opdracht van de Aalsmeerder Courant. Immers, twee keer was deze dorpskrant de eer te beurt gevallen te worden bekroond met de beste huis-aan-huisbladprijs van Nederland. Helaas ging dit objectieve nieuwsblad in onze gemeente ter ziele.
Een van de conclusies in dat rapport was dat Aalsmeer, ondanks de directe nabijheid van een grote stad, het karakter van de besloten dorpsgemeenschap had behouden.
Een andere conclusie in het boekwerk luidde dat 'de familieclan nog veel invloed heeft op de individuele leden'. Familieclan? Invloed?
Nu zou de lezer van deze column onmiddellijk terecht kunnen aanvoeren dat de constatering van tientallen jaren geleden niet meer van toepassing is op het huidige beeld van Aalsmeer. En dat mijn gesprek van vorige week met de nieuwe Aalsmeerder slechts een uitzondering vormt.
Maar toch…..De opmerking 'je komt er niet in' hoor ik, om eerlijk te zijn, nog vele malen om me heen en dan luister ik ietwat beschaamd.
Zijn wij niet zo ruimdenkend als we denken dat we zijn en staan we niet zo open voor De Ander? Is het wellicht tijd voor een nieuw sociologisch rapport? Hebben we ondanks het uitgedijde bewonersaantal nog veel behouden van de vroegere mentaliteit, komt De Ander er echt niet in en blijft hij zich buitenstaander voelen?
Ik weet het niet en verwijs maar weer naar Bril: “Je mist meer dan je meemaakt, zo is het leven.”
Leni Paul
11 reacties
Hallo Lenie, ik heb je artikel gelezen over “Pomona” in Aalsmeer Vandaag
Volgens mij heeft Cornelis Buis “ Pomona” laten bouwen. Hij had 3 zonen en 4 dochters. Een van de zoons ( Arie Buis Czn),de vader van Walter en Frank Buis, werd later mijn stiefvader. Hij trouwde mijn moeder, Gonda Stuiver- Romkema in 1950. Vanaf dat moment heb ik met m’n moeder en broer Henk in het huis schuin achter Pomona ( huisnr 129a) gewoond tot 1963 toen ik trouwde en op nr 137 ben gaan wonen.
Met vriendelijke groeten, Luuk Stuiver
Beste Jacques ik heb het idee dat je Truus Oudendijk haar gevoelens van haar begintijd van het wonen in het Farregat niet helemaal serieus neemt ….
Heel ongelukkig in het Farregat kan het erger?
Het gaat er om hoe je omgaat met verbaal en non verbaal gedrag . Ben zelf geboren in Aalsmeer .
Het is een belangrijke formule die ik niet uitgevonden heb maar wel gebruik in contact met de mede mens.
Of het Actueel is.
Door welke bril ik het bekijk.
En de Consequentie want alles krijg je met rente terug.
VR GR Jacques,
Dit is van alle tijden, mijn moeder kwam in de veertiger jaren in Aalsmeer oost toen zij trouwden met mijn vader een Aalsmeerse kweker.
Mijn moeder kwam uit Amstelveen , van haar vaak gehoord dat de Farregaters haar maar een vreemde eend in de bijt vonden. Mijn moeder sprak niet bepaald met meel in de mond.
Vooral toen was de gemiddelde farrgater helemaal iemand die stug genoemd kon worden en de kat heel lang uit de boom keek.
It takes two to tango…
Als rechtgeaarde Uiithoornnaar ben ik 50 jaar geleden door huwelijk en werk in Aalsmeer terecht gekomen waarbij mij de gemeenschapszin en het respect voor elkaar voor mij grote indruk heeft gemaakt niet dat het in Uithoorn minder was maar wel anders. De gemoedelijkheid in dit dorp sprak mij erg aan iiedereen was gelijk in rang of stand . Degene die daar moeite mee hebben moeten in de eerste plaats hun vorige cultuur van zich ontdoen en trots zijn op hun nieuwe leefomgeving .Dat leeft heel wat prettiger .
Ook ik heb de ervaring dat het moeite kost om ‘erin’ te komen.
Toen ik hier net kwam wonen (inmiddels al veertig jaar geleden) had ik voornamelijk contact met ander ‘import’ bewoners en heb ik mij zeker in het Farregat in het begin heel ongelukkig gevoeld. De Aalsmeerse mentaliteit was zeker niet de mijne. Maar ik ben het helemaal met Jaap eens, Door mijn vele interviews met veel Aalsmeerders heb ik ervaren hoeveel leuke en betrokken mensen Aalsmeerders zijn.
Dat je ‘er niet gauw inkomt’ hoor je inderdaad vaak. Maar als je dan vraagt wie er uit de buurt van betrokkene oud Aalsmeerder is, die dus kennelijk iemand niet toelaat, dan blijkt dat daar geen ‘Aalsmeerders’ wonen, maar allemaal nieuwe Aalsmeerders die zich nog jarenlang blijven richten op de plek waar zij voorheen woonden. Een leuk onderwerp voor een onderzoek, zoals Leni Paul voorstelt, bijvoorbeeld in een grote wijk als Nieuw Oosteinde. Hoeveel (oud)Aalsmeerders wonen daar?
Gedeeltelijk met Hans den Braber en Anja Vermeulen eens. Als Amsterdammer van origine ben ik via Amstelveen 48 jaar geleden in het toenmalige bloemendorp terecht gekomen via een inmiddels niet meer bestaande firma. Op mijn eerste werkdag in veiling Bloemenlust werd mij het volgende toegefluisterd. Ik citeer: “Zo klootzak, denk je dat je hier nog lang blijft werken”. Dat heeft hij nog weken vol gehouden. Ik heb de man tijden lang genegeerd en uiteindelijk bleek hij toch niet zo onaardig te zijn als tijdens mijn eerste werkdag. Inmiddels had hij zich dood gedronken, een fenomeen dat in die periode onder bloemeninkopers niet ongebruikelijk was.
Maar serieus contact met Aalsmeerders heb ik gemaakt door mijn jarenlange werk als fotograaf bij de inderdaad onvolprezen Aalsmeerder Courant, nadien Het Witte Weekblad en tot op heden AalsmeerVandaag. Ook het tennisspel van mijn vrouw bij All-Out heeft daaraan bijgedragen. Concluderend durf ik te stellen dat het wel even tijd nodig heeft om echt ingeburgerd te raken maar dan blijken ras-Aalsmeerders toch voor het overgrote deel sympathieke mensen te zijn.
Mee eens Frans den Braber. Maar als je geen gedeelde herinneringen hebt is het lastig om bij een groep aan te haken is ook mijn ervaring. Je wordt niet genegeerd, zeker niet. Maar mee mogen doen of erbij horen zijn toch twee verschillende gevoelens.
Wij wonen al ruim 45 jaar in Aalsmeer en hebben nooit het gevoel gehad, dat we er niet bij horen. Ons vanaf het begin hier thuis gevoeld en nooit behoefte gehad om te vertrekken.
Bij mij leeft de overtuiging dat het ook belangrijk is in hoeverre je jezelf geeft en waar je bij betrokken wil zijn..