Het is 50 jaar geleden dat een groep ouders het gesleep met hun kinderen zat was. Er waren in de regio Amstelland en de Meerlanden in de jaren '60 namelijk geen voorzieningen voor mensen met een beperking. Reden voor zes organisaties om eind 1967 de handen ineen te slaan en de stichting Ons Tweede Thuis (OTT) op te richten. Het gouden jubileum wordt komend weekend gevierd met een groot driedaags festival in het Amsterdamse Bos. Alle reden voor een gesprek met directeur bestuurder Roel de Bruijn.
De Bruijn begint het gesprek met een metafoor over een stratenmaker uit Rotterdam die al maanden aan een straat woont die openligt. ”Wat doe je als je er als stratenmaker doodziek van wordt dat alles maanden openligt voor je deur? Dan kun je er voor kiezen je er niet druk over te maken, maar je kunt ook zeggen: ik begin alvast. En zo is het met Ons Tweede Thuis tot op de dag van vandaag. Ouders hebben nog steeds heel nadrukkelijk een rol. Een tweede aspect dat gelijk is gebleven is dat onze locaties in de wijk zijn gevestigd. Het zijn mooie uitgangspunten.”
Steeds probeert OTT in te springen op de vraag van mensen met een beperking en hun familie. Zo komt het dat er nu veel plekken zijn waar mensen met een lichte, matige of ernstige verstandelijke of meervoudige beperking, met autisme of niet-aangeboren hersenletsel wonen, werken of dagbesteding hebben.
Rode draad
“De rode draad is volgens mij dat mensen met een beperking hetzelfde willen als wij allemaal,” zegt De Bruijn, “ze willen werken, verkering, naar de muziek en zelfstandig wonen. Onze mensen willen gewoon meedoen en dat is een oerdrive van alle mensen, beperkt of niet. Tegelijkertijd zie ik ook steeds weer het verdriet dat ze dat nooit helemaal zullen bereiken omdat ze die vrijheid niet hebben. Dat doet ons ook wel eens zeer, ja. Als een cliënt tijdens een zwemsportdag zegt: ‘ja, maar mijn zus is normaal’, dan zit daar verdriet in.”
Meedoen in eigen tempo
De opdracht die De Bruijn zichzelf gesteld heeft is om er voor te zorgen dat de cliënten van OTT zoveel mogelijk mee mogen doen in hun eigen tempo. ”Het feit dat wij in wijken gevestigd zijn is winst. Tegelijkertijd is het winst dat wij ze een stukje bescherming kunnen bieden in zo’n wijk. Dat is soms nodig. Toch weet ik niet wat voor magie het is, maar mensen met een beperking maken de meeste van ons zachter. Ze weten ons meestal wel te ontdooien. Voor mij is de winst van 50 jaar Tweede Thuis dat cliënten steeds meer leven met een maximale zelfstandigheid. Dat gaat veel goed, maar soms zie ik in bepaalde situaties dat het oplossend vermogen van mensen te kort schiet en dat zo’n verstandelijke beperking dan uitkomt.”
Inclusieve samenleving
De Bruijn noemt het de inclusieve samenleving. De bijna 2000 medewerkers van OTT houden daar voortdurend rekening mee en stimuleren het contact met die samenleving. “Zo is een van de sociale vaardigheidstrainingen om met een groep brood te halen bij de supermarkt. Als kassière krijg je dan te maken met een groep mensen met bijvoorbeeld helmen en anders dan gemiddeld gedrag. Hoe ga je daar mee om? Ga je daar dan inclusief mee om door bijvoorbeeld een kwinkslag te slaan? Het gaat er om dat ook de samenleving met de eigen tekortkomingen om kan gaan.”
Kleinschaligheid de kern
De Bruijn beschouwt OTT als een organisatie die tot de top van het midden- en kleinbedrijf hoort in deze regio. Met bijna 2000 medewerkers, 70 locaties en ruim 2000 cliënten en een inkomen vanuit vooral de AWBZ van ruim 100 miljoen euro is dat bijna een understatement. Toch zijn kleinschaligheid, autonomie en zelfstandigheid sleutelbegrippen voor de locaties. “In de gehandicaptenwereld zijn wij een middelgrote instelling. Ik probeer als directeur meer te zijn dan een gezicht alleen. Ik ben blij met de omvang en probeer alle locaties regelmatig te bezoeken. Ik ken gelukkig heel wat cliënten, maar ook ouders en medewerkers. Daarbij hebben wij een hoofdkantoor dat echt niet alles voor zegt. Iedereen mag een eigen accent en een eigen kleur geven.”
Busjes op diesel
Binnen OTT gelden volgens De Bruijn een paar afspraken over geld en over een paar zaken die voor de komende vier jaar belangrijk zijn. Die afspraken gaan onder meer over ontwikkelen en vernieuwen, over samen zeggenschap, over onderdeel zijn van de samenleving en over maatwerk. “We moeten kunnen voldoen aan wat er aan de hand is om ons heen. Zo moet OTT ook aan duurzaamheid gaan doen want onze busjes rijden nu nog op diesel. Om een voorbeeld te noemen.”
Steeds meer maatwerk
“Tegelijkertijd is het de vraag of OTT over tien jaar nog wel bestaat onder invloed van de voortschrijdende technologie. De zorg in wijken en buurten gaat heel erg veranderen want nieuwe wetgeving vraagt steeds meer om maatwerk en flexibiliteit. We zullen zorg steeds meer moeten integreren waarbij technologie, medische hulp en psychiatrie in wijken steeds meer samen zullen gaan. Over 15 jaar zijn ziektes waar we nu nog aan sterven chronische ziektes geworden. Er zullen ook mensen zijn waar geen zorg voor is en de eenzaamheid zal toenemen. Daar moeten we het over hebben met de politiek en met burgemeesters. Het gaat om de sociale draagkracht van de samenleving, want straks is er echt niet voor iedereen een mantelzorger.”
Eerst feestvieren
Eerst maar eens feest vieren. Dat gebeurt aankomend weekend op een grote weide in het Amsterdamse Bos met een heus festival.
Er is veel te doen, te zien en te beleven. Er staat het Huis van de Toekomst, er is theater, film, een zweefmolen, een grote snoezelruimte, kunst en elke dag een Praattent waarbij het over de toekomst gaat en hoe meedoen er over 20 jaar uit kan zien. Helaas voor de mensen die een kijkje zouden willen nemen; het is met zo'n 6000 inschrijvingen helemaal volgeboekt.
“Het is superbelangrijk dat we die 50 jaar vieren, maar het is minstens zo belangrijk dat we 50 jaar vooruit durven kijken,” besluit De Bruijn het gesprek. Zijn drijfveer en diepste wens richting die toekomst is en blijft dat er plek is voor iedereen.
Tekst Jan Daalman, foto's Arjen Vos
(advertentie)