Het breekpunt voor mij persoonlijk kwam een paar maanden terug, toen ik voorgesteld werd aan iemand als volgt: “Hey dit is Yannick, hij heeft geen smartphone!” Dat was het moment dat de stille berusting dat ik er ooit aan zou moeten geloven veranderde in een overtuiging: het was tijd een smartphone te kopen. Het is altijd een raar gegeven geweest voor mensen, dat ik tussen mijn 17e en 26e levensjaar helemaal geen mobieltje had, en dat ik pas sinds een maand of twee écht onderdeel ben van de smartphone-generatie. Misschien is daarom eerst een kleine geschiedenisles op zijn plaats.
Ik weet nog goed dat een goede vriend van de middelbare school als eerste van de klas een mobieltje had, zo’n enorme Motorola-koelkast met een klep waar we vandaag de dag met misplaatste nostalgie op terugkijken. Ikzelf had een Nokia 3310, zo’n onverwoestbaar stuk plastic met genoeg geheugen voor 30 sms’jes en waar je Snake op kon spelen.
Toen dat onverwoestbare stuk plastic een paar jaar later kwijt raakte, ging ik over op een andere Nokia, toen één van de eerste met een kleurenscherm. Met die telefoon heb ik een stuk minder lang gedaan, omdat ie een paar maanden later uit mijn zak viel tijdens het fietsen en dat niet overleefde. In de periode daarna, om een lang verhaal kort te maken, wende ik heel snel aan het niet hebben van een telefoon, en als logisch gevolg heb ik vervolgens bijna een decennium lang geen mobieltje gehad.
Mijn onbereikbaarheid was geen principekwestie, ik had simpelweg niet het idee dat ik baat had bij een telefoon. Als ik van huis was, was ik van huis en dus niet bereikbaar voor commentaar. Het was een heerlijk ongecompliceerd verhaal. Zodra ik zelf vond dat ik er een nodig zou hebben, zou ik er eentje kopen. Dus, terwijl iedereen om me heen steeds modernere telefoons kocht, bleef ik vrijwel onbereikbaar.
Dat leverde zo nu en dan wel wat gekke situaties op. Mijn moeder had een tijd lang alle mobiele nummers van mijn vrienden in haar telefoon staan, zodat ze hen kon bellen als ik van huis was. Met sommige vrienden heb ik nog steeds de gewoonte hele korte mailtjes te sturen, omdat wanneer appen of sms’en geen optie is, er andere manieren worden gevonden. Ik had dan wel geen telefoon, maar er gaat maar zelden een avond voorbij dat ik niet achter mijn laptop zit.
Ik kan niet eens uitleggen hoe blij mijn moeder was dat ik eindelijk een telefoon kocht een jaar of twee geleden. Het was een antieke klaptelefoon met een nauwelijks werkend kleurenscherm, maar ik was in ieder geval bereikbaar. De aanleiding was een solo-familiebezoek aan de Franse helft van de familie in Parijs, waarbij het handig was als ik in ieder geval bereikbaar was voor de reis op en neer.
Anderhalf jaar prepaid telefoon later kwam het moment dat ik werd voorgesteld als “Yannick, hij heeft geen smartphone!” Toen brak er iets. Er komt een punt dat praktische overwegingen ingehaald worden door de realiteit, en het feit is dat smartphones zó compleet zijn ingeburgerd, dat ik haast in een rariteitenkabinet thuishoorde omdat ik er geen eentje had. Dus heb ik er één gekocht.
Meteen ook maar een hele nieuwe, zo’n Galaxy S5 waar Doutzen reclame voor maakt. Want waarom niet? Het was voor mij nooit een principekwestie, en als ik heel eerlijk ben snap ik nog steeds de hele heisa eromheen niet. Smartphones zijn, objectief gezien, helemaal geen telefoons. Het zijn eigenlijk gewoon laptops, en ik ben dol op laptops. Ik heb al bijna tien jaar laptops in huis en ze zijn geweldig. Nu heb ik naast mijn gewone laptop ook een draagbare minilaptop. Fijn!
Voor de omgeving was de schok groter dan voor mij persoonlijk. Vrienden en ik appen tegenwoordig in plaats van dat we korte mails naar elkaar sturen, een nettoverschil van bijna niks. Wel nieuw is dat ik mijn mail nu ook op de wc kan lezen. Ik heb weer een muziekspeler voor op de fiets, wat fijn is, want dan hoef ik eindelijk geen bomen en blauwe auto’s meer te tellen onderweg (ja lezer, ik telde bomen en blauwe auto’s op de fiets, ik weet hoe kinderachtig dat is, maar fietsen is echt hartstikke saai).
Nu heb ik een smartphone en dus een excuus om de hele dag op internet te klooien. Een paar weken terug had ik gekke blikken gekregen als ik met mijn laptop van de wc kwam, nu heb ik een smartphone en is het de normaalste zaak van de wereld. Had ik al gezegd dat je mail lezen op de wc heel ontspannend is?
Yannick Duport studeert politicologie. Schrijft graag. Publiceerde eerste minicrimi in NieuwNAT: over gedumpt lijk in Seringenpark. Hoopt stiekem op mooie toekomst als misdaadschrijver. Tegendraads. Enige 27-jarige zonder Facebook- en Twitteraccount, maar… nu dus wél met smartphone.