Het is halverwege de jaren tachtig. Drie huizen naast ons in de Spoorlaan staat een huisje leeg, er zijn mensen aan het klussen. Ik loop even naar binnen, stel me voor en vraag of ik even mag kijken wat ze aan het doen zijn. “Dat mag, maar niet te lang, of je moet komen helpen. En mijn vrouw mag even bij jullie komen kijken, want dat vindt ze een leuk huis. Kees Boer is de naam.”
Zo was ik in één keer bekend met de Kees Boer methode: direct, zeggen wat je bedoelt, er niet omheen draaien. We waren niet alleen bijna buren in de Spoorlaan, we hadden, net als Kees, een volkstuin in de Spoorlaan. In de ogen van Kees brachten we er geen donder van terecht, maar jongens, wat waren wij blij met elke rijpe aardbei, elke goed gelukte courgette. Gelukkig was Kees niet te beroerd om ons gevraagd, maar ook ongevraagd van advies te dienen.
Nou was bij Kees de grens tussen advies en wettelijke maatregel nooit zo heel duidelijk. Ook al leek het een advies, je moest het wel precies zó doen als Kees gezegd had. Dat lukte ons maar mondjesmaat. Kees had er al jaren ervaring als tuinder opzitten, wij begonnen nog maar net. Kees heeft onze kennis bijgespijkerd en met zijn afdankertjes bouwden we een mooie collectie tuingereedschap op.
Elk jaar moest de tuin gespit, altijd in de herfst, als het koud, nat en guur was en je helemaal geen zin meer had om de tuin op te gaan. En dan moest je, volgens Kees tenminste, de tuin ook nog driediep spitten. Ik heb het serieus geprobeerd, maar begreep er geen jota van. Ik hield altijd een rare geul over, er kwam lelijke grijze klei naar boven, het werd een rotzooi. Ging ik even naar Kees zijn tuin kijken, dan lag die er bij alsof de Schepper het zelf zojuist in orde had gemaakt. Keurig gelijkmatig lag de grond erbij, mooie kluiten, een beetje vorst en het zou weer fijne, vruchtbare aarde worden. Dan zou Kees me wel een stukje helpen. Dat klonk goed, maar dat moest je eigenlijk niet willen. Met dat machtige lijf ging hij zo vreselijk hard aan de slag, dat kon ik met mijn boekverkopers rug en -armen echt niet bijhouden. Zo vond ik het ééndiepen uit, waarbij de grond maar oppervlakkig werd gespit. Ik bedacht er een theorie bij dat het meest vruchtbare van de aarde in de bovenlaag zat en dat je dat niet driediep weg kon werken. Kees keek dat een of twee jaar aan en ging toen zijn tuin ééndiepen.
Zestien jaar geleden werd kanker bij Kees werd geconstateerd. Dat leek niet meteen een probleem, Kees bleef gewoon Kees, misschien iets minder sterk, maar toch.
In de loop der jaren werd het wél steeds minder, Kees was niet meer zo sterk en krachtig als vroeger. Kees hoe gaat het? Klote. Gevolgd door een vaag gebaar naar waar de pijn dan zat, in zijn nek, of in zijn schouder. Maar Kees wat wil je, je bent geen vijftig meer. Je hebt altijd keihard lichamelijk gewerkt, geen wonder dat het wat minder wordt. Dat was misschien in het begin nog zo, maar later verslechterde Kees zijn conditie en werden de medicijnen steeds gemener. Misschien heb ik wel iets te vaak en iets te lang gezegd dat Kees geen vijftig meer was. Ik kan me zelfs voorstellen dat wel meer mensen dat iets te vaak en te lang hebben gezegd.
In oktober vorig jaar hoorde Kees dat er geen verdere behandeling mogelijk was.
“Blijven lachen, dat is het hele eieren eten” was altijd het motto van Kees. Dat zat er niet meer in. De pijn werd meer, zijn conditie minder, zijn actieradius steeds kleiner. Kees kon niet meer naar zijn rozen, geen bak koffie meer doen bij een kweker. Niet meer de hort op, nauwelijks meer naar buiten. “Blijven lachen, dat is het hele eieren eten”, het zat er gewoon niet meer in. Het was op. Zondag 13 maart is Kees gestorven. Tot het laatst heeft hij de regie in handen gehad. Er is geknuffeld, gelachen en gehuild. Er was champagne. Er is geproost, op een mooi leven. Want dat was het, zei Kees, een mooi leven.
Erik van Itterzon
Erik van Itterzon is boekhandelaar in Hoofddorp. Wat hem hier in het dorp niet lukte, fikst hij in de grote polder. Literatuurliefhebber pur sang. Brengt desnoods de boeken bij u thuis. Scherpe pen, gedrenkt in relativeringsvermogen en humor. Eigenwijze kerel.
57