Het overkomt me niet vaak dat ik me echt een Aalsmeerder voel, maar het is me de afgelopen zomer tweemaal overkomen.
De eerste keer was begin juli, toen ik het huis alleen had en twee studiegenoten hier langskwamen. Zij, afkomstig uit Rotterdam en Dordrecht, keken hun ogen uit in Aalsmeer. Het gekke van dit dorp is dat je eindeloos uit kan leggen hoe het hier is, maar dat de boodschap nooit helemaal over komt tot je naar het Poldermeesterplein wijst en kunt vertellen dat er tot pas geleden in Aalsmeer-Oost niet meer te vinden was dan een tweetal supermarkten en een Blokker die alleen tuinmeubilair en kerstverlichting verkocht.
De meisjes keken hun ogen uit. “Het lijkt wel centerparcs,” stamelde de één, terwijl de ander instemmend knikte. De ogen werden groot toen een willekeurige buurtgenoot me groette, de ogen werden groter toen ze de verkeerstoren van Schiphol konden zien vanaf de rotonde bij de Machineweg. De ogen vielen haast uit hun kassen toen de ijscoman langskwam. Het pièce de résistance van Aalsmeer: de ijscoman. De bloemenveiling is allemaal leuk en aardig, maar mensen uit echte steden zijn niet snel onder de indruk van een groot gebouw. Het is inmiddels bijna twee maanden geleden sinds ze hem de straat in zagen rijden, maar nog steeds vragen ze me iedere dinsdag en zaterdag of de ijscoman die dag langs is geweest. Ze reageerden oprecht teleurgesteld toen ik een week geleden moest vertellen dat het seizoen van de ijscoman voorbij is en dat hij pas volgend jaar in mei weer terugkomt.
Het tweede moment dat ik me echt Aalsmeerder voelde, was anderhalve maand na de eerste keer, toen de vriendin uit Dordrecht langskwam en mijn zus en moeder het nodig vonden te vertellen over die keer dat Yannick met fiets en al de sloot in donderde. Halverwege het verhaal vertelde mijn zus dat “Yannick zo in één keer de klucht af de sloot in reed!” – een zin die twee gevolgen had. Het eerste gevolg was dat iedereen aan tafel, behalve ik, heel erg moest lachen. Het tweede gevolg was een vragende blik van de vriendin uit Dordrecht naar mij, waarna ik als doorgewinterde Aalsmeerder moest uitleggen dat ‘een klucht’ hier gelijk staat een helling. Het klinkt heel klein en onbelangrijk, en dat is het ook, maar ik had me nog nooit zo Aalsmeers gevoeld als op het moment dat ik iemand uit Dordrecht een klein dorps woordje moest uitleggen.
Er is me bij hoorcolleges over nationalisme geleerd dat nationalistische gevoelens en cultureel sentiment altijd sterker worden ervaren wanneer deze onder druk staan. Wanneer externe factoren die essentiële onderdelen van ons zijn ter discussie stellen, worden de dingen die ons anders maken dan ‘de anderen’, altijd duidelijker en scherper dan ooit tevoren. Zo werkt dat ook met hele kleine gemeenschappen, daar kwam ik achter. Er kwamen mensen langs van een stukje verderop, en ik voelde me nooit Aalsmeerser.
Yannick Duport studeert politicologie. Schrijft graag. Publiceerde eerste minicrimi in NieuwNAT: over gedumpt lijk in Seringenpark. Hoopt stiekem op mooie toekomst als misdaadschrijver. Tegendraads. Enige 26-jarige zonder smartphone en twitteraccount.