Voor de auto blijkt geen enkel plekje in de schaduw te vinden te zijn. Ik wacht geduldig voor de repetitieruimte met de deuren van mijn auto aan allebei de kanten wijd open, terwijl mijn overhemd blouse behoorlijk doorweekt begint aan te voelen.
Alles voor het goede doel. Eens zou het kleinkind in het concertgebouw als solist optreden en ik op de voorste rij in het zwart gekleed zou uitstralen dat het mijn nageslacht betreft.
Intussen dringen de bekende klanken van ‘Mieke heeft een lammetje’ tot mij door.
Waar heb ik dat eerder gehoord? Veel eerder, vijfendertig jaar geleden droomde ik dezelfde droom. Hij kwam nooit uit, maar van opgeven is geen sprake.
Mijn kleinkind doet zijn best, maar van hem hoeft het niet. Ik hoor hem zeggen: “Oma wil het.”
Hij is niet gek. Dat ontken ik natuurlijk. Onze zoon kwam niet veel verder dan: ‘Het lieve lammetje’. Hij had andere kwaliteiten.
Mijn conversatie over lessen en pianolessen in het algemeen, is sindsdien wat onzeker geworden.
Illegaal afgeluisterde fragmenten tussen kleinzoon en vriendjes roepen toch enige vragen bij mij op.
Hij blijkt trots te zijn op zijn prille prestaties en schept op over het quatre main spel met zijn aardige pianojuf. Uit niets blijkt dat hij er genoeg van heeft
Ik wacht intussen geduldig in de warme auto tot de les is afgelopen.
De avondschemer Breidnerd er intussen danig op los. Het begint harder te waaien. Mijn gedachten zijn nauwelijks urgent genoeg om aan een internationaal podium te rechtvaardigen.
Dan zie ik mijn kleinkind zwaaiend met zijn muziek tas richting mijn auto komen. Hij rent alsof hij op de hielen gezeten wordt. “Oma ik mag solo spelen op het concertje,” roept hij uit de verte.
Geweldig, hij maakt vorderingen. Zou het dan toch nog goed komen? Ik in mijn zwarte jurk?