Paul Bras schrijft vandaag in zijn column over Zuidassers. “Allemaal jonge knappe mensen in maatpakken of dito mantelpakjes” en “gezegend met een groot ego”. Het is, hoe zeg je dat, een ander “soort medemens” dan degenen die “aan de rafelrand van de samenleving” zijn terechtgekomen, ook aan de Zuidas.
Uit eigen ervaring schetst hij de tegenpolen. “De mensen boven de grond praten over zaken als participatiewet en werken naar vermogen. De mensen onder de grond praten over de voedselbank en schuldhulpverlening. De mensen boven de grond praten over eigen verantwoordelijkheid en gelijke kansen. De mensen onder de grond gaan niet naar de specialist omdat ze het eigen risico niet kunnen betalen. De mensen boven de grond korten de uitkeringen van de mensen onder de grond omdat ze niet genoeg hun best doen om die baan te bemachtigen die er niet is. Daarna incasseren ze een bonus.”
Prinsjesdag komt eraan, maar Bras verwacht er weinig heil van voor de onderste laag. Hij weet al wat de “leiders in ons land” zullen zeggen. “Ga maar lekker slapen, het komt allemaal goed.”